Algemene informatie

De Techniek

25/02/2013

Eén sprong bestaat uit verschillende stappen. Wij zullen u dit hieronder duidelijk maken. U zult dan beseffen dat polsstokverspringen niet voor niets één van de complexere sporten wordt genoemd.

De voorbereiding

          

Als de springer aan de beurt is, is het zaak om snel te handelen. De stok moet droog gemaakt worden, want een natte stok is glad, en dan is de grip op de stok helemaal weg. De springer kan de stok eventueel verlengen met een opzetstukje. en daarna moet de stok op de juiste plaats in het water gezet worden. Waar die juiste plaats is, bepaalt de springer zelf, wnat dat heeft te maken met de lengte van de stok, de snelheid en het gewicht van de springer, de weersomstandigheden en het zelfvertrouwen van de springer. Des te verder de stok in het water staat, des te trager gaat de stok naar de overkant. Aan de springer is het dus om te bepalen hoe ver zijn stok kan staan zodat de stok wel naar de overkant gaat en er toch voldoende tijd is om te klimmen. Als die hoek bepaald is, zet de springer de stok ‘van de hand’ dit is de definitieve uitgangspositie van de stok. De stok wordt nu ‘gedragen’door een mik, een stok met een v-vorm aan het einde waarmee de mikker op aanwijzingen van de springer de stok goed voor het plankier ‘mikt’.

Concentratie en aanloop

          

Omdat de sprong zelf diverse fases heeft die allemaal heel belangrijk zijn is de concentratie heel belangrijk. Elke springer doet dit op zijn eigen manier, sommige zijn de hele wedstrijd gefocust en geconcentreerd en andere leven van sprong naar sprong. Als de springer voldoende geconcentreerd is begint hij met zijn aanloop. De aanloop is eigenlijk de motor van de sprong. Als de aanloop niet goed is zal de sprong ook niet goed zijn. Bij een te zachte aanloop zal de stok niet naar de overkant gaan en zal de springer in het water belanden, bij een te harde aanloop zal de stok te snel naar de overkant gaan en heeft de springer geen tijd om te klimmen. bij een te wilde aanloop of een ‘kromme’ aanloop zal de stok niet recht naar de overkant gaan en dat gaat ten koste van de afstand.

De afzet en insprong

         

Na de aanloop volgt een cruciaal onderdeel van de sprong, namelijk het in de stok springen ofwel de insprong. Dit is het moment dat de voorwaartse energie overgebracht moet worden naar de stok en dat de voorwaartse beweging omgezet moet worden in een opwaartse beweging. De afzet op het aanloopplankier moet dusdanig gebeuren dat de springer zo recht mogelijk in en achter de stok kan springen. De meeste springers zetten daarom hun afzetvoet zo veel mogelijk in het midden van het plankier bij de afzet. Het is niet de bedoeling dat de springer extreem omhoog springt tijdens de insprong, omdat dan de snelheid van de aanloop teniet gedaan wordt, ook heeft de stok eerder de neiging om niet naar de overkant te gaan als het gewicht van de springer te vroeg te hoog in de stok zit. De springer grijpt de stok met twee handen net boven zijn hoofd, met de handen dicht bij elkaar. dit zorgt ervoor dat de springer na de insprong snel de eerste klimslag kan maken. Ook zwaait de springer de benen aan weerskanten van de stok, langs de stok, de bevordert de balans van de springer en de stok en ondersteunt ook de eerste klimslag van de springer. als een springer niet voldoende recht achter de stok blijft, is de kans zeer groot dat de stok uit de juiste richting zal gaan. Ook is de kans groot dat de springer in onbalans raakt in de stok zodat er niet voldoende geklommen kan worden en de sprong dus minder goed lukt of zelfs mislukt!

– wordt vervolgd – 

Close